Bij iedereen die Marja de Klein op de eerste harthulp tegenkomt, heerst een bepaalde mate van onzekerheid. Wat is er aan de hand? Wat heb ik? Marja vertelt over allerlei vragen die bij haar patiënten spelen.
Mensen die naar de eerste harthulp komen, kunnen allerlei klachten hebben: hartklachten, hartkloppingen, pijn in de arm, en meer. Mensen zijn in dit geval vaak al bekend bij de cardioloog en herkennen de klachten. “De mensen die ik hier zie, zijn zich ervan bewust dat ze iets hebben. Ze vragen zich af of ze hun gezondheid moeten opgeven, zijn angstig. Wij proberen die onzekerheid dan weg te nemen door een hartfilmpje te maken, bloed te prikken en te kijken naar de uitslagen en het probleem. Dat hoeft niet per se het hart te zijn; soms ervaart iemand dezelfde klachten, maar heeft hij bijvoorbeeld maag- of galblaasproblemen. In coronatijd zijn er nog eens extra vragen bijgekomen, vanwege de kwetsbaarheid van de doelgroep. Mensen vragen mensen zich nu ook af: is het nu mijn hart of heb ik corona?”
Toekomstperspectief
Patiënten worden zich op zo’n moment bewust van hun sterfelijkheid. Dat is vaak de grootste angst, vertelt Marja. “Word ik nu hartpatiënt en zo ja, hoe moet dat dan verder? Mensen gaan hoe dan ook nadenken over het toekomstperspectief. Of ze gezonder moeten gaan leven en of ze moeten stoppen met roken bijvoorbeeld. Ze vragen zich af wat de gevolgen zijn en wat ze straks nog kunnen. Op het moment dat ze net binnenkomen, zijn ze vooral blij dat ze geholpen worden. Als de diagnose er vervolgens is, beginnen de vragen als: wat nu? Hoe moet het allemaal?”
Praktische vragen
Na de vragen van patiënten over wat er aan de hand is en welke diagnose er bij hun klachten hoort, krijgt Marja vaak praktische vragen. “Mensen willen na die eerste fase graag weten hoe lang het gaat duren en wat er precies gaat gebeuren. Vooral bij ritmestoornissen vragen ze zich daarnaast af of het vaker voorkomt. Mensen denken snel dat ze de enige zijn, terwijl veel klachten natuurlijk vaker voorkomen.” De echt praktische vragen hebben vooral te maken met onduidelijkheid in de communicatie, merkt Marja. “In eerste instantie komt iemand bij de huisarts en die stuurt de patiënt door om een hartfilmpje te laten maken in het ziekenhuis. De patiënt komt hier dan met bepaalde verwachtingen, maar wordt in plaats van alleen het maken van een hartfilmpje, volledig gescreend. Het ligt er dus ook een beetje aan met welke verwachtingen iemand hierheen komt. Soms schrikken mensen als ze eenmaal hier zijn en horen wat we allemaal gaan doen.”
Leefregels
Andere vragen waar Marja mee te maken krijgt, zijn vaak gerelateerd aan de leefregels. Als de patiënt bekend is met wat hij heeft, vraagt hij zich af wat hij allemaal mag. Of hij mag blijven bewegen of zich bijvoorbeeld moet ziekmelden. “Wat ik in dit geval aanraad, ligt helemaal aan wat de patiënt heeft. Bij elk ziektebeeld horen andere leefregels, maar in principe krijgen ze daar altijd informatie over. Heeft iemand bijvoorbeeld ritmestoornissen, dan krijgt hij of zij informatie mee of uitleg over de soorten ritmestoornissen. Eén ding staat in ieder geval voorop: de patiënt moet bij klachten hoe dan ook opnieuw contact opnemen met de huisarts.”
Wake-up call
Niet alleen bij patiënten spoken er vragen door het hoofd, maar zeker ook bij naasten. Daar spelen vooral ongerustheid en bezorgdheid een rol. “We maken ook nog weleens mee dat de patiënt zelf eigenlijk niet wilde komen, maar dat een naaste aan de bel getrokken heeft. Soms blijkt dan dat de patiënt al veel langer klachten heeft dan hij wil toegeven. Dat is vaak ook angst. Voor veel patiënten en naasten zijn die klachten dan ook een wake-up call. Als je klachten krijgt, zegt het lichaam iets. Vooral voor mensen met stress is dit een eyeopener. Het advies dat we dan ook geven, is: luister naar je lichaam en negeer klachten niet. Dat negeren doen mensen toch te vaak.”
Wat bij naasten tevens speelt, zijn vragen over wat de patiënt dan nog mag en hoe het natraject eruitziet. “Vooral bij oudere mensen is het vaak het geval dat het eigenlijk al een hele tijd niet meer gaat, maar dan sukkelen ze gewoon door. Tegenwoordig moeten mensen tenslotte zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Ouderen denken vaak ook dat dat wel kan, maar kinderen zitten dan nog weleens met de handen in het haar. Wij kunnen dat helaas ook niet oplossen. We hebben wel transferverpleegkundigen, maar dat is relevant bij een opname en als de patiënt wat langer moet blijven. Op de eerste harthulp is dat vaak niet zo; dan gaat iemand gewoon weer naar huis.”
Medicatie
Afhankelijk van de klachten hebben patiënten soms ook vragen over medicatie. Pas na een diagnose wordt medicatie gegeven. Helaas betekent dat soms dat iemand levenslang vastzit aan hartmedicatie, zegt Marja. “Als iemand de diagnose krijgt dat hij of zij iets aan het hart heeft, dan is die persoon helaas voor de rest van z’n leven hartpatiënt. Verdere vragen over medicatie of bijwerkingen komen vaker bij de cardioloog zelf voor dan bij ons. Bij ons is het de eerste opname en daarna gaan ze naar huis of worden ze opgenomen. Pas later realiseren mensen zich wat ze écht willen weten. Dan schrijven ze thuis het een en ander op en gaan ze daarmee naar de cardioloog. Bij ons is het vooral: wat is er gaande. Dat is het belangrijkste. De rest komt daarna en pas thuis loop je tegen andere dingen aan.”
Kwaliteit van leven
Ook de kwaliteit van leven is een onderdeel. Zo moet Marja altijd vragen of mensen gereanimeerd willen worden. Dat willen patiënten niet altijd. Sommigen zeggen dat als er iets met ze gebeurt, het goed is geweest. ”Dit is soms best een dilemma. Ik krijg ook mensen binnen die in een verpleeghuis liggen en doorgestuurd worden. Dan is de vraag: moet dat dan nog? Moet je iemand zo’n screening nog aandoen? Hoe lang ga je door? Dat is een ethisch vraagstuk.” Buiten reanimatie is stress een belangrijk punt. ”Stress speelt heel vaak mee. Mensen zijn zich daar vaak ook van bewust. Ze weten dat ze veel stress hebben en daar zijn dan ook veel klachten aan gerelateerd. Daar moet dan iets aan veranderen.”
Vakantie
Verder houden vakanties patiënten soms bezig. Bijvoorbeeld: ik heb pijn op de borst maar ga over een week op vakantie, mag ik dan nog weg? Marja: “Als mensen die vraag stellen, overleggen wij met de cardioloog of hij dat verantwoord vindt. Als er niet echt iets aan de hand is, kunnen ze gewoon op vakantie. Soms vragen ze zich af of ze hun kinderen die op dat moment op vakantie zijn, moeten bellen en ze terug moeten laten komen. Dat speelt ook. In dat geval ligt het eraan wat het is. Als het een hartinfarct is geweest en je vertrouwt het als patiënt niet, dan zou ik het kinderen in ieder geval laten weten. Dan is de keuze natuurlijk alsnog aan de kinderen en het gevoel dat ze er zelf bij hebben. Hoe dan ook merk je altijd dat patiënten niemand ongerust willen maken. Soms laten we patiënten dan ook zelf de keuze. Ze kunnen in dit geval doen wat hen het beste lijkt.”