Zoekt en gij zult vinden is een mooie belofte. Het suggereert dat we maar hoeven te zoeken om iets te vinden. Maar komt dit altijd uit? Wat maakt dat wat wij zoeken, ook gevonden wordt? Het allerbelangrijkste is dat je wéét wat je zoekt. Vervolgens is het wel handig als je weet waar je ongeveer moet zoeken. Een derde voorwaarde lijkt te zijn dat je er veel moeite voor moet doen.
Dit zijn misschien open deuren, maar bij onze belangrijkste zoektocht wordt vaak niet aan deze voorwaarden voldaan. Wij mensen zijn eigenlijk altijd, op de één of andere manier, op zoek naar geluk. Geluk is een vaag begrip, dat door iedereen anders beschreven zal worden. Toch weten we er iets van, anders zouden we het niet zoeken. Omdat we ernaar verlangen, maar niet weten waar het precies om gaat, gaan we op zoek naar een uiterlijke vorm van geluk. We zoeken het in spullen, het liefst in die spullen die net binnen of zelfs net buiten ons bereik liggen. Bijvoorbeeld: een auto die we direct, zonder moeite, kunnen aanschaffen, zal ons in het algemeen niet erg gelukkig maken. Die veel te dure glanzende supersnelle bolide, die we al jaren hebben gewenst, die zorgt, tenminste voor even, voor een gelukkig gevoel. Echter, dit geluksgevoel is niet blijvend. Eens word je je er van bewust dat deze aankoop je toch niet zo gelukkig maakt als je gehoopt had.
Als je de “Oude Wijzen” gelooft, is dat logisch, want dat wat écht gelukkig maakt, is onvergankelijk en onveranderlijk. Dat betekent echter ook direct dat wat wij geluk noemen, ook niet het geluk kan zijn waarnaar deze wijze mannen en vrouwen verwijzen. Het ene moment denken we gelukkig te zijn, het andere moment is dit geluksgevoel vaak weer verdwenen. Dus zelfs dit gevoel is vergankelijk en dus geen waar geluk.
Is dat niet heftig? We zijn op zoek naar de dingen die ons gelukkig maken, maar uiteindelijk is dat geluksgevoel niet eens het ware geluk. Waar zit het dan, dat geluk wat we zoeken, en hoe komen we erbij? Nu zegt u misschien: “dat is toch duidelijk, het geluk zit natuurlijk in jezelf”. Oké, dat is ook zo, maar waarom, als het in onszelf zit, zijn we dan niet altijd gelukkig en blijven we er naar zoeken?
Waarschijnlijk omdat we het ware geluk niet herkennen. Het ware geluk bestaat niet uit de vergankelijke piekervaringen, het is de continue aanwezigheid van innerlijke vrede, het in vrede zijn met al wat is. Dit is onlosmakelijk verbonden met het Zelf, het Absolute oftewel de Bron. Dat wat we werkelijk zijn. En iets dat je al bent, kun je niet vinden, dus heeft het geen nut om het te zoeken.
Als we de voorwaarden uit de eerste zinnen van deze column tegen dit licht bekijken, dan komen we tot de conclusie dat wat we zoeken al bij ons is en dat we dat dus niet hoeven te zoeken, hooguit ont-dekken. Letterlijk de lagen, die ons ego over ons Zelf heeft gelegd, verwijderen.
Moeten we daar dan tenminste nog heel hard voor werken (de derde voorwaarde)? Neen, helaas niet. We moeten iets laten, in plaats van iets doen, en dat is misschien nog wel veel lastiger. We zijn in het algemeen “doeners” en geen “Zijners”. Om “al wat is” te kunnen accepteren, moeten we ook “al wat ik ben” accepteren, inclusief het ego. Ook het ego is onderdeel van het Zijn, aangezien alles daaruit ontstaan is. Alleen de identificatie met het ego, maakt dat we geloven dat we afgescheiden zijn van het Absolute en daardoor ook afgescheiden van het ware geluk. Als we het ego steeds beter kunnen aanschouwen, als dat wat we niet zijn, dan ont-dekken we ons Zijn en daarmee dus ook het ware geluk.
Ik wens je veel plezier met het ont-dekken van je ware Zelf .
HARTegroet
Jan Chin
Dit artikel verscheen in het HPNL magazine. Interesse? Vraag hier het HPNLmagazine aan.