Theeleuten opgepast

Vroeger dronk je gewoon zwarte thee. Punt. Nu weet een mens niet meer wat-ie moet kiezen, zoveel varianten zijn er. De ene thee is nog gezonder dan de andere, beweren de etiketten. Wat is feit en wat is fabel?

Suiker in theezakjes. Het is het laatste nieuwtje rond thee dat nogal wat opschudding teweegbracht. Het tv-programma Keuringsdienst van Waarde ontdekte dat de bruine korreltjes in zakjes thee-met-een-smaakje kleine hoeveelheden suiker bevatten, samen met aroma’s van fruit of kruid. Het ergste van alles: die suiker stond niet op de verpakking vermeld. Het roept vragen op over welke thee we het beste kunnen drinken en welke we liever laten staan.

Bloeddruk

Kwam je vroeger uit school dan had moeder altijd een theepot onder de theemuts klaarstaan. Soms iets te bitter, omdat de thee lang had getrokken, maar met een kaakje erbij was het helemaal knus en oké. Anders dan zwarte thee dronk je toen niet. Goed voor je gezondheid, leert het Voedingscentrum jaren na dato. Thee zonder suiker staat in de Schijf van Vijf. Dagelijks vijf koppen zwarte thee of drie kopjes groene thee (1 kopje is 125 milliliter) drinken is het devies. Beide theesoorten verlagen de bloeddruk. Daarbij daalt de kans op een beroerte met 10% en het risico op diabetes type 2 wordt vermoedelijk ook kleiner. Van groene thee is er ook ‘grote bewijskracht’ dat van drie koppen per dag het slechte LDL-cholesterol verlaagt, wat gunstiger is voor hart en bloedvaten.

Antioxidanten

De veelgehoorde bewering dat zwarte en groene thee zo goed zijn vanwege de flavonoïden die ze bevatten, klopt evenwel niet. Flavonoïden zijn weliswaar antioxidanten, die ook voorkomen in groente en fruit, maar van antioxidanten heb je meerdere soorten. Van flavonoïden is nooit bewezen dat ze (net zoals de antioxidanten vitamines C en E) beschermend werken tegen beschadiging van de cellen in het lichaam en je daardoor minder snel ziek wordt. Een deel van de gezondheidsvoordelen van thee is dus vooralsnog vermeend.
Het is wel waar dat thee doorgaans minder cafeïne (bij thee ook wel theïne genoemd) dan koffie bevat, de helft minder bij zwarte thee tot een derde bij groene thee. Het cafeïnegehalte is echter ook afhankelijk van de sterkte van de thee, de temperatuur van het water en de grofheid van de theeblaadjes.

Rooibos

Hoe dan ook is thee hip en omdat de moderne mens zich blijkbaar snel verveelt, moeten er duizend soorten in de schappen staan. Veel van die pakjes bevatten alleen nul procent thee, omdat ze geen blaadjes van de theeplant (Camellia sinensis) bevatten. Rooibos, jeneverbes, gember, venkel, brandnetel en citroengras zijn andere soorten planten of bloemen en officieel geen thee, maar infusie. Veelal kruiden en specerijen bevatten ze meestal geen cafeïne. Ze kunnen ook weer gecombineerd worden; sterrenmix is waarschijnlijk het meest bekend.
Zwarte of groene thee met een smaakje is minstens zo populair. Denk bijvoorbeeld aan citroenthee of jasmijnthee én aan het verhaal van de Keuringsdienst van Waarde. Wat de basis is van de thee (zwart of groen) hoort altijd op de verpakking te staan, net als de toegevoegde ingrediënten. Thee met een smaakje kun je bij de dagelijks aanbevolen hoeveelheid thee tellen, alle drankjes die louter aftreksels van kruiden of bloemen zijn niet.

Matcha

Om het verhaal even wat ingewikkelder te maken is er ook nog matcha. Matcha is een groene thee afkomstig uit Japan en China. Het is thee in poedervorm, gemaakt van gestoomde en gedroogde theebladeren. Omdat je feitelijk de gemalen theebladeren en geen aftreksel van theebladeren drinkt claimen gezondheidsgoeroes dat het een superfood is, supergezond, vanwege het hoge aantal antioxidanten. Daarom rukt matcha al jaren op. Er zijn tegenwoordig zelfs matcha-cappuccino (met melk in plaats van water), matcha-ijs en matcha-smoothies. Probleem is alleen dat de gezondheidseffecten van groene en zwarte thee weliswaar bewezen zijn, maar de toegevoegde waarde van matcha niet. Zoals gezegd betekent het hoge aantal antioxidanten op zich niets. De ene antioxidant is de andere immers niet.

Plantengifstoffen

Overigens is het overschrijden van de geadviseerde hoeveelheid zwarte en groene thee ook niet goed. Meer dan vier koppen groene thee kunnen bijvoorbeeld de werking van bepaalde medicatie beïnvloeden. Verder kunnen in thee en kruidendrank door vervuiling tijdens het oogsten per ongeluk plantengifstoffen voorkomen, zoals pyrrolizidine alkaloïden. Zij zijn slecht voor je lever en mogelijk kankerverwekkend. Daarbij zitten in drankjes met venkel, anijs en kaneel van nature de plantengifstoffen allylakoxybenzenen. In infusie met zoethout, waaronder sterrenmix, zit de natuurlijke plantengifstof glycyrrhizine. Gemiddeld bevat zoethoutdrank 200 milligram glycyrrhizine per liter. Teveel zoethout kan je zouthuishouding ernstig verstoren, ervoor zorgen dat je tijdelijk vocht vasthoudt en je bloeddruk verhogen. Af en toe een kopje van deze drank kan geen kwaad. “Alles met mate”, zei mijn moeder vroeger, “dan kun je je geen buil vallen.” Niet almaar thee- of infusiebuiltjes dus om het lichaam van vocht te voorzien. Wissel af met andere dranken zoals water, gefilterde koffie en zuivel.

Tekst: Mariëtte van Beek
Illustratie: Mikki de Goede

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Gezonde werkvloer

Inmiddels loop ik meer dan 25 jaar in de zorg rond. En wat mij al die tijd al opvalt: het blijft opvallend hoe ongezond de zorg zelf is, als je het vergelijkt met de boodschap die we, in ieder geval zouden moeten, uitstralen.

Gezondheid begint al heel jong. In de eerste plaats wordt je gezondheid bijvoorbeeld al beïnvloed door de gezondheid van je grootmoeder. Leefde je grootmoeder heel ongezond of juist gezond, dan zijn daarvan de sporen terug te vinden op jouw genen. Dit weten we juist in Nederland heel goed, omdat in ons land aan het einde van de Tweede Wereldoorlog een grote hongersnood heerste, waarbij een groot deel van de met name stadse bevolking sterk ondervoed raakte. Hoewel het geboortegewicht van deze kinderen soms nog normaal was, bleek het ontbreken van belangrijke ‘essentiële voedingsstoffen’ (o.a. vitaminen en mineralen) op de lange termijn niet alleen negatieve effecten op hun levensverwachting te hebben, maar zelfs op die van hun kinderen, ofwel op de kleinkinderen van degenen die ondervoed waren geweest. Zo kijkt qua gezondheid je grootmoeder dus je leven lang over je schouder mee.

Een tweede belangrijke periode voor onze gezondheid is onze jeugd. Onderzoekers toonden kortgeleden aan dat de eerste zes jaar van ons leven de meeste invloed op de instelling van ons ‘metabolisme’ hebben. Ofwel, de meeste invloed op allerlei regulatiemechanismen in ons lichaam die invloed hebben op je lichaamsgewicht. In praktische zin betekent dit dat als je in de eerste zes jaar van je leven overgewicht hebt ontwikkeld, de kans heel erg klein is dat je er ooit nog vanaf komt. En als je dat al lukt, dan blijft het een levenslange strijd tegen de ‘regulatiemechanismen’ van je lichaam die het anders willen. Maar wie kun je het een kind van minder dan 6 jaar kwalijk nemen dat hij/zij overgewicht heeft? Het kind zelf? Precies… Als ouder heb je dus een enorme verantwoordelijkheid en dat betekent als ouder bijvoorbeeld dat je je kind niet continu wat te eten geeft en ook zo min mogelijk frisdrank, friet of snoep. Ook niet als je kind verschrikkelijk irritant is. Want wie eens beloond wordt… Helaas is de werkelijkheid vaak dat je juist in gezinnen van ouders met overgewicht vaker ziet dat de kinderen bij een dagje uit de hele dag in een buggy hangen en snoepgoed krijgen. Een bijkomstigheid van deze ongezonde leefstijl is dat diezelfde families ook vaker in het ziekenhuis komen. Idealiter zouden die families daar zien hoe het ook (of wel) kan. Maar daar gaat het vaak mis: met onze voorbeeldfunctie.

Zoals gezegd werk ik al meer dan 25 jaar in de zorg en waar ik ook werk: er is nauwelijks tot geen aandacht voor een gezonde leefstijl. Denk hierbij aan de onvermijdelijke geur van saucijzenbroodjes bij de ingang van elk ziekenhuis. Of de onvindbare trap en overal liften. Of het niet gehandhaafde rookverbod. En wat te denken van de werktijden en werkdruk? Waar de gemiddelde stad tegen half negen tot leven komt wanneer ouders hun kinderen naar de opvang en/of school brengen en mensen naar hun werk gaan zit de gemiddelde zorgverlener al om acht uur ’s ochtends patiënten voor te bespreken – ook wel ‘overdragen.’ De zorg voor de eigen kinderen is vaak al rond zeven uur ’s ochtends overgedragen aan een ‘nanny’ of een vergelijkbaar persoon. De stress die dit bij veel verpleegkundigen en artsen genereert komt de kwaliteit van de zorg al vanaf vroeg in de ochtend niet ten goede. Om dan nog maar niet te spreken over de kwaliteit van achtereenvolgens slaap, ontbijt, ochtendgymnastiek of sporten. En de lunch? In veel gevallen wordt door zorgverleners ergens tijdens een zoveelste overdracht, overleg of vergadering een ‘broodje’ (denk hierbij aan witte bolletjes met boter en kaas of salami) van een schaal gegrist of in het personeelsrestaurant snel een kroket met cola gehaald. Enige aandacht voor het eten of voor elkaar is er respectievelijk nooit en zelden. De meeste dagen eindigen in de late middag of in de vroege avond wanneer op hetzelfde moment de race tegen de klok begint voor het van opvang/school halen van de kinderen. Opnieuw zijn het de tijd voor gezond eten (koken), aandacht voor elkaar en kwaliteit van slaap die worden ingeleverd. Dag in dag uit, want de patiënt gaat voor.

Gelukkig is er ook hoop. Inmiddels kan in veel ziekenhuizen digitaal worden overgedragen. Zijn er ziekenhuizen met een grote fietsenkelder en bijbehorende douches om fietsend woon-werk verkeer te stimuleren. Verdwijnen frisdrank- en snoepautomaten van de patiëntenafdelingen. Drinken patiënten gewoon water of thee. Verdwijnt gefrituurd voedsel uit het persooneelsrestaurant. Zijn er sta-bureaus en hometrainer-stoelen. Staan er groene pijlen bij de trap (met uitleg in de lift). Alleen die verdomde saucijzenbroodjes bij de ingang van elk ziekenhuis lijken hardnekkiger dan….

Tekst & beeld: Remko Kuipers

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Ik wil mijn kinderen groot zien worden

Wendy Manders (36) was tien jaar terug hoogzwanger van een tweeling toen ze plots een hartinfarct kreeg. Ze overleefden met zijn drietjes, Wendy kreeg later een donorhart.

Met Wendy een afspraak voor een interview maken is niet zo eenvoudig. Ze is druk met werk en de avondvierdaagse. Het is alweer de derde die ze samen met haar kinderen, een jongen en een meisje, loopt. Ze geniet enorm dat ze dat nu kan. Vanzelfsprekend is het allemaal niet. Toen ze hoogzwanger was, veranderde haar leven ingrijpend. “Ja, ik lag in het streekziekenhuis in mijn woonplaats Uden, in verband met de zwangerschap van de tweeling. Ik had weeënremmers gehad. De 32 weken waren al om en het leek goed te gaan. Toen ik daar één nacht was, werd ik alleen zo vreselijk naar. Ik had zelf het idee dat de pijn niet met de zwangerschap te maken had. Ik had pijn op de borst, arm en kaak, de klassieke symptomen van een hartinfarct, alleen dacht niemand daaraan. Uiteindelijk werd er toch een hartfilmpje gemaakt. Het was ernstig mis. Ik verhuisde naar het academisch ziekenhuis van Nijmegen.”

In slaap

“Eigenlijk konden ze in Nijmegen weinig aan mijn hart doen. Ik had een kransslagadervernauwing, maar op een niet toegankelijke plek. Met dotteren zouden ze er niet doorkomen. Een stent of omleiding was ook niet mogelijk. Natuurlijk waren er grote zorgen om de kinderen, omdat mijn toestand kritiek was. Tegen mijn man en moeder was gezegd dat ze niet in uren maar in kwartieren moesten denken. De jongen en het meisje werden met een spoedkeizersnede gehaald. Ik wist van hun geboorte, maar werd daarna vijf dagen in slaap gehouden. Voordat ik met ontslag kon hebben de doctoren een ICD geplaatst. Ik overleefde. De artsen spraken van een wonder. Ik ben door het oog van de naald gekropen.”

Verstandskiezen

“Eenmaal thuis kon ik niet als andere moeders voor mijn kinderen zorgen. Ik was almaar moe. Dat ging vijf jaar zo door. Ik vraag me nog wel eens af hoe ik alles doorstaan heb. Privé en professioneel heb ik veel hulp gekregen, maar ik stond constant in de overlevingsmodus. Het opvoeden van een tweeling is vast extra zwaar, maar ik kan niet vergelijken hoe het is om maar één kind te hebben. Ik heb ook dingen gemist. Zo heb ik nooit achter een kinderwagen gelopen. Er is één foto van mij achter de buggy, genomen tussen het huis en de auto. Die paar meter waren net te doen. Aan de ene kant is het hard, aan de andere kant is het zoals het is.”

“Al snel bezocht ik regelmatig de polikliniek van cardiologie in Utrecht voor een donorhart. Zonder zou ik niet lang leven. Mijn gezondheid werd gecheckt. Ik kwam in aanmerking voor een transplantatie. Wel moest ik mijn verstandskiezen laten trekken. Dat was een eis voor de hartoperatie. Het heeft te maken met de diepere holtes. Daar kunnen zich bacteriën nestelen. Die kunnen complicaties geven en na de transplantatie afstoting veroorzaken.”

Pillenontbijt

“Toen het telefoontje kwam dat er een donorhart beschikbaar kwam, was dat eng en spannend tegelijk. Zo’n transplantatie is niet niks, maar het was vooral positieve spanning. Het gaat de goede kant op. Dat idee overheerste bij mij. De operatie verliep goed en met het revalidatietraject is het vrij snel gegaan, al was het eerste jaar zwaar. Ik slikte massa’s pillen. Alleen ’s ochtends waren dat al veertien stuks. Medicatie tegen afstoting, cholesterol, bloedverdunner, van alles wat. Dan grapte ik dat dat mijn ontbijt was. Rauwe producten zijn van mijn menu. Vlees en ei moeten doorbakken zijn. Ik zondig wel eens, maar over het algemeen neem ik geen risico’s. In het ziekenhuis had ik al geoefend met trappenlopen. Dat moest ik thuis zelfstandig kunnen. Na negen maanden liep ik de avondvierdaagse met mijn kinderen. Die zaten net op de basisschool, het was hun eerste wandeltocht. De maand daarna gingen we met het hele gezin op vakantie.”

HEMA

“Het gaat nog altijd goed met me. Ik werk 18 uur per week op de gebaksafdeling van de HEMA. Ik ben daar even los van mijn rollen als echtgenote, moeder en transplantatie patiënte en dat is fijn. Voor de zwangerschap werkte ik in de thuiszorg. Het was wel frustrerend dat ik die nadien zelf nodig had. Het blijft zoeken naar een balans in het leven, grenzen aangeven en goed voor je lijf zorgen. Ik ben lid van een groep van hart- en longgetransplanteerden, allemaal gelijkgestemden. De lotgenotencontactdag is belangrijk voor me.”

“Ik ben nog dezelfde Wendy als vroeger, maar met meer levenservaring. Ik houd ervan om leuke dingen te doen. Ik ben geen persoon om stil te zitten. Vroeger was ik altijd onzeker en verlegen. Nu vind ik het delen van mijn verhaal belangrijk. Iedereen kan pech hebben en ziek worden. Niet alleen mensen die al wat ouder zijn. De pensioenleeftijd zal ik niet halen, maar ik wil wel mijn kinderen groot zien worden.”

Tekst: Mariëtte van Beek
Beeld: Wendy Manders

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Zin in een heerlijke en gezonde preischotel?

Zin in een heerlijke en gezonde preischotel? Maak dan eens dit heerlijke recept van Donna!

Hartpatiënten Nederland besteedt veel aandacht aan gezonde leefstijl. Medewerkster Donna geeft leefstijladvies aan donateurs. In deze kookvideo deelt zij het recept voor een heerlijke en gezonde preischotel.

Dit recept is niet alleen makkelijk en snel te maken, maar ook nog eens heerlijk. Benieuwd naar het recept? Klik hier en wij sturen het u toe!

Ons hart klopt voor alle hartpatiënten. Nu en in de toekomst. Helpt u ons? Het delen van objectieve en onafhankelijke informatie vormt de basis van onze dienstverlening. Dat betekent gratis toegang tot alle openbare informatie op de website, inschrijven voor de digitale nieuwsbrief én deelname aan het forum voor contact met hartgenoten! Ook kunnen donateurs gratis deelnemen aan al onze Webinars. Inschrijven kan hier.

Daarnaast bieden we extra voordelen voor iedereen die de stichting ook financieel een warm hart toedraagt. Mogen we u ook verwelkomen als vriend, abonnee, supporter of steunt u ons liever met een losse gift? Meer info? Klik hier.

Webinar: in gesprek met vaatchirurg Kak Khee Yeung over een aneurysma

Op woensdag 13 december 2023 om 19.00 uur organiseren wij een interessant webinar met vaatchirurg Kak Khee Yeung. Wellicht kunt u haar reeds uit ons Hartbrug Magazine! Tijdens dit webinar maken wij kennis met haar en bespreken we het thema aneurysma.

Een aneurysma is een verwijding in een ader of slagader en komt meestal voor in de aorta en in de hersenen, maar kan zich ook bevinden in het hart of in een andere ader of slagader. Je kunt een aneurysma vergelijken met een bubbel die wel eens ontstaat bij het oppompen van je fietsband. Die bubbel ontstaat op een plek waar de band zwak is. Die bubbel kan snel ploffen en scheuren. Ook een aneurysma kan scheuren, het risico daarop is zelfs groot. Als gevolg daarvan treden er hevige klachten op, die direct behandeld moeten worden. Zo’n scheuring van een aorta in de buik is in drie van de vier gevallen dodelijk. De helft van de patiënten overlijdt voor ze het ziekenhuis bereikt hebben. De helft van de mensen die in het ziekenhuis geopereerd worden aan zo’n gescheurde aorta in de buik, overlijdt vervolgens alsnog. Het scheuren van een aneurysma in de borstholte (thorax) is praktisch altijd fataal.

Dit thema belichten we uitgebreid in het webinar. Ook bestaat de mogelijkheid om vragen te stellen hierover. Vragen kunnen van tevoren worden gemaild naar info@hartpatienten.nl of tijdens het webinar gesteld worden in de live chat.

Het webinar vindt plaats op woensdag 13 december om 19.00 uur.

Dit jaar organiseren we diverse interessante webinars waarbij gevarieerde onderwerpen centraal staan. Vriend(inn)en, abonnees en supporters van HPNL kunnen hieraan deelnemen. Lees hier meer informatie over de mogelijkheden. Ter introductie kunt u dit webinar geheel gratis volgen.

Schrijf u nu in voor dit webinar en wees er snel bij; er zijn maar een beperkt aantal plaatsen vrij!

LET OP: VOL = VOL en inschrijven = noodzakelijk!

Hopelijk tot 13 december!

Schrijf u hier in.

Team HPNL

Waar ben jij bang voor?

Hoe zorg je ervoor dat je kind van vijf zich geen zorgen maakt over zijn vader? Dat vroegen we onszelf af na een gesprek over bang zijn. Die kreeg onverwachts een totaal andere wending.

Toen hij in bad zat, waren we luchtig aan het kletsen over dingen waar je bang voor bent. Opeens zei mijn zoon: “Ik ben bang dat pappa snel doodgaat, omdat z’n hart kapot is.” Slik. Die zag ik niet aankomen. Samen praatten we verder over zijn hart en dat hij alles aan pappa kan vragen. Ik wil hem niet vertellen dat niemand weet hoelang hij leeft. Dan heeft hij nog iets om zich zorgen over te maken.

Eenmaal uit bad, ging hij naar z’n vader toe. “Pappa, we hebben net een zielig gesprek gehad. Het ging over jou. Ik ben heel erg bang dat je snel doodgaat. Dat komt door je halve hart.” Mijn man stelde hem gerust. “Ik hoorde al zoiets. Voorlopig gaat dat nog niet gebeuren.”

Onze zoon praat wel vaker over zijn hart. Soms zegt hij uit het niets dat hij het zielig vindt dat pappa zijn hart niet goed werkt. Maar dit was de eerste keer dat hij een verband legde met de dood. Hoewel wij nog wat beduusd waren, was onze zoon al snel ergens anders met zijn gedachten. “Kom pap, zullen we buitenspelen?”

Toen we later met z’n tweeën waren, hadden we het er nog eens over. “Ik hoorde jullie al. Dat deed me wel wat”, zei mijn man. Ook ik merkte dat het me raakte. Maar ook vond ik het knap dat we er luchtig op reageerden. We willen niet dat hij piekert, maar houden ook niet verborgen dat zijn vader hartpatiënt is. Dat kan niet eens. Het hoort bij ons leven. De medicijnen, de moeheid, onze gesprekken, hij pikt van alles op.

Om het nog normaler te maken, ging hij laatst mee naar het ziekenhuis. Daar zag hij voor het eerst hoe er een hartfilmpje werd gemaakt. Nieuwsgierig vroeg hij naar de elektroden. En voor hij het wist had hij er eentje op zijn arm. Ook ging hij mee bloedprikken. Trots kwam hij met mijn man uit het hokje. “Kijk eens mam, ik heb ook een pleister!” En zo liepen we lachend het ziekenhuis uit.

Cilla Schot

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Ken je ritme!

Controleer regelmatig je polsslag! Dan weet je hoe je ritme is. Zo’n regelmatige controle beschermt je tegen een beroerte ten gevolge van boezemfibrilleren.

Waarom je dat zou doen? Omdat zeker 80.000 mensen in Nederland zonder het te weten boezemfibrilleren hebben! Je weet het niet, merkt het niet, je hebt er schijnbaar geen last van, hebt geen klachten daarvan – maar in zo’n geval is de hartslag desondanks onregelmatig, waardoor het risico op een beroerte vijf keer groter dan normaal is!

Bij boezemfibrilleren klopt het hart sneller dan normaal en bovendien onregelmatig. Het is een stoornis van het hartritme, die ontstaat in de linker- en rechterboezem. Boezemfibrilleren kan af en toe optreden, of juist langer duren of zelfs altijd aanwezig zijn. Het gaat om een ziekte die blijvend is!

Hoe kom je erachter of je er last van hebt? De meest voorkomende klachten zijn hartkloppingen, pijn op de borst, duizeligheid en kortademigheid. Maar nogmaals: de meeste mensen met boezemfibrilleren hebben juist geen klachten.

Boezemfibrilleren kan leiden tot het ontstaan van bloedstolsels in de boezem van het hart, losschieten en daardoor een bloedvat afsluiten. Als dat in de hersenen gebeurt, leidt dat tot een beroerte met vaak ernstige gevolgen.

Bij twijfel: ga naar de dokter!

Is metabool flexibel onze natuurlijke staat van zijn?

Dat je als mens nooit uitgeleerd bent, bleek maar toen ik het boek van dr. Mindy Pelz, ‘Fast like a girl’ las. Er ging een wereld voor me open en er vielen een hoop puzzelstukjes op zijn plek.

Als grote fan van koolhydraatarm eten heb ik namelijk altijd ervaren dat dit voedingspatroon voor vrouwen niet persé goed werkt, in ieder geval niet structureel. Dit boek legde precies uit waarom dit zo is én wat dan wel werkt. Eén van de principes die werd toegelicht in het boek is metabool flexibel, die ik voor dit artikel zal toelichten én natuurlijk hoe je daar voor jezelf winst mee kan behalen.

Voor al deze informatie is een natuurlijk voedingspatroon belangrijk. Geen bewerkte producten en zo min mogelijk bewerkte koolhydraten en suikers.

Twee soorten verbranding

Ik heb hier al meerdere artikelen over geschreven, maar toch even een korte opfrisser voor wie dit nog niet weet. Het lichaam kent twee bronnen van energie, van brandstof. Wat wij in de Westerse wereld kennen en waar we bijna allemaal in leven is de verbranding van koolhydraten, in het lichaam is de brandstof hiervan glucose. De andere verbranding is die waar je met koolhydraatarm/ketogeen eten naar streeft heet ketose, de verbranding van vetten en de brandstof ketonen.

Eet je een koolhydraatrijk voedingspatroon dan verbrand je dus glucose; eet je een koolhydraatarm voedingspatroon dan verbrand je ketonen. En dan heb je nog ‘de gulden middenweg’ en die heet metabool flexibel.

De gulden middenweg

Op het moment dat je metabool flexibel bent ga je bewust, voor jouw gezondheidssituatie passend, van verbrandingen wisselen. Je leeft bijvoorbeeld enkele weken in suikerverbranding en vervolgens weer naar vetverbranding.

Beide verbrandingen hebben hun voor- en nadelen en door dit af te wisselen kun je optimaal gebruik maken van de voordelen van beiden. De voornaamste voordelen van suikerverbranding zijn het naar beneden brengen van het stresshormoon cortisol en het optimaal voeden van je darmen. Terwijl de voordelen van vetverbranding zijn het boosten van je energiepeil, vet verbranden en het op gang brengen van een fysieke detox.

Er wordt zelfs gedacht dat metabool flexibel onze natuurlijke staat van zijn is, omdat vanuit de oertijd gezien fases van feast (suikerverbranding) met periodes van famine (vetverbranding) zich afwisselden op basis van de beschikbaarheid van voedingsmiddelen.

Voor elke situatie een ideale aanpak

Voor vrouwen is er een ideale aanpak hiervoor die samenloopt met je cyclus. Er is een specifieke wisselwerking tussen insuline, cortisol en de vrouwelijke sekshormonen oestrogeen & progesteron. Wat maakt dat elke fase in de cyclus van een vrouw een andere aanpak vraagt. In de fases dat je oestrogeen opbouwt (dag 1 – 10 van de cyclus) is het belangrijk niet teveel insuline (glucose, koolhydraten) te hebben want dit zit de aanmaak van oestrogeen in de weg en is dus koolhydraatarme voeding ondersteunend. Terwijl in de progesteron opbouw (een week voor de menstruatie) en tijdens de ovulatie juist cortisol funest is en je beter in suikerverbranding kunt zijn. Dit geldt ook specifiek voor vrouwen die in de overgang zitten, omdat dit helpt om je hormonen zoveel mogelijk op orde te houden én eventuele overgangsklachten te verminderen.

Vrouwen na de overgang kunnen naar eigen inzicht fases van suikerverbranding en vetverbranding afwisselen. Dit kan je op wekelijkse, tweewekelijkse of maandelijkse basis doen. Het is goed om hierin af te wisselen zoals ik hieronder zal uitleggen. Na de overgang heb je ook nog oestrogeen nodig en gebruikt het lichaam de vetcellen om oestrogeen aan te maken. Dit is ook de reden dat je vaak aankomt na/tijdens de overgang, door gebruik te maken van de twee verbrandingen kun je je lichaam in je hormoonhuishouding beter ondersteunen en afvallen op een gezonde manier stimuleren.

Voor mannen is het makkelijker, die hebben slechts één hormoon om rekening mee te houden, testosteron. In fases van vetverbranding wordt er meer cortisol (stresshormoon) geproduceerd en dit zit de aanmaak van testosteron in de weg. Langdurig koolhydraatarm eten kan dus voor lager testosteron zorgen. Voor mannen is metabool flexibel dus een manier om testosteron optimaal te stimuleren.

Ondersteunen met vasten

Wil je bijvoorbeeld afvallen, je darmbalans herstellen of je immuunsysteem optimaal inzetten voor ziektes. Dan kun je de fases van vetverbranding combineren met vasten. Je kan intermittent fasting doen, waarbij je ergens tussen de 13 en 18 uur per dag niet eet. En je kunt een langere vast doen van 24, 36 of zelfs 72 uur, waarbij autofagie op gang komt, dit is een proces van celvernieuwing die je gezondheid enorm kan ondersteunen.

Het is goed voor je lichaam om zowel in de duur van het vasten, als de fases van vet- en suikerverbranding te variëren. Hiermee breng je een gezonde stress op gang, hormese, waardoor je lichaam op een goede manier wordt uitgedaagd. Dit is ook effectief als je met je gezondheidsdoelen op een plateau terecht komt om jezelf weer een zetje te geven.

De komende tijd zal ik meer delen over metabool flexibel aangezien ik hier zelf nu mee aan het experimenteren ben. Volg www.greentwist.nl om meer informatie hierover te ontvangen.

Tekst: Iris Heuer
Beeld: Floris Heuer

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Ik dacht dat ik nooit meer op reis zou kunnen

Reny Boersma (68) dacht dat ze door haar hartfalen nooit meer op reis zou kunnen. Toch genoot ze afgelopen juni intens van de vijfdaagse vakantie met HartbrugReizen langs de Vlaamse kust.

“Ik had al vaak aan mijn man Simon gevraagd of hij een groepsreisje wilde maken”, lacht Reny, “maar het antwoord luidde almaar ’nee’. In zijn werkende leven was hij als vrachtwagenchauffeur altijd veel van huis geweest. Hoe we uiteindelijk toch bij HartbrugReizen belandden? Vóór ik een nieuw hart kreeg, had ik in de wachtkamers van de cardioloog in Sneek vaak hun magazine bekeken en de prachtige reisverhalen gelezen. Ik dacht dat ik zelf nooit meer een reis zou kunnen maken. Maar toen er begin dit jaar een advertentie van HartbrugReizen op Facebook voorbijkwam, bedacht ik bij mezelf: ‘Dit wil ik. Dit kan en durf ik nu alleen.’ Ik zat boven, mijn man beneden. Ik appte over mijn besluit zodat hij erover na kon denken. Ik zei tegen hem: ‘Je mag mee, als je wilt, het moet niet.’ Vroeger gingen we samen met de caravan eropuit. Hij houdt van zijn vrijheid en gaat ook solo op de motor op stap. Ik ben wat socialer dan hij. Dat hield me voorheen tegen. Het duurde niet lang eer ik antwoord kreeg. Hij wilde toch wel mee.”

Prinses

“Uiteindelijk is de reis naar België mij, maar ook mijn man heel goed bevallen. Wat hebben we genoten! We hadden een luxe touringcar, een fijn hotel in Oostende van waaruit we uitstapjes naar Gent en Brugge maakten en zulk mooi weer. Reisleidster Marly was fantastisch en dan de muzikale, gezellige chauffeur. De verpleegkundige had in zijn rugzak alles bij de hand voor ‘post onvoorzien’. Dat gaf zo’n gerust gevoel. De prachtige groep medereisgenoten om ons heen maakte het helemaal af. Allemaal gelijkgestemden die me de waardevolle ontmoetingen, plezier en humor brachten waar ik zo van houd. Echt als een vis in de kom, zo voelde ik me thuis. Na terugkomst hebben we al een keer een reisgenote bezocht, misschien volgen er meer. Het was zo bijzonder dat ik dit weer kon en mocht beleven. Ik droom er nog wel eens van. Was het een sprookje? Dan was ik de prinses!”

Linkervoorwandinfarct

“Het verhaal over mijn hartfalen begon toen ik met 45 jaar een linkervoorwandinfarct kreeg. Het is het ernstigste hartinfarct dat je kunt krijgen. Ik werd gedotterd en kreeg vier omleidingen maar toch had ik weinig toekomstperspectief. Daarbij werd ik ook nog diabeet. De cardioloog kwam uiteindelijk met twee opties: verblijf in een hospice voor mijn laatste levensfase of plaatsing van een steunhart. Met zo’n steunhart behoud je je eigen hart maar wordt er een kunstmatige aorta naast gezet. Die werkt op grote batterijen die je in een gordelriem draagt. Ik koos voor de laatste optie. Mijn levenslust was nog sterk en ik wilde door. De screening duurde lang, omdat ik zo verzwakt was. Uiteindelijk kreeg ik een verdrietige boodschap. De chirurg durfde het niet aan om het mechaniekje bij mijn hart te plaatsen. Ik was 61 jaar en voelde me verslagen. Toen werd me gevraagd of ik een donorhart wilde. Dat moest ik overleggen met de familie. We zijn gelovig, mogen dit doen, maar het is niet niks: je hart gaat eruit en dat van een ander erin. Na mijn positieve besluit duurde het nog elf maanden eer een donorhart vrijkwam. De operatie slaagde, dat is niet iedereen gegeven. Daarna volgde intensieve revalidatie. Ik ben inmiddels zes jaar verder. Met een gedisciplineerde levensstijl, medicatie en rust gaat het me nu goed. Ik heb een opgeruimd karakter, dat scheelde, maar ik zocht bovenal de nabijheid van de Heer. Mijn geloof is een enorme steun voor me. Ik doe weer vele leuke dingen. Ik maak eindeloos kilometers op de fiets, zit op koor en doe aan handwerken.”

Genadetijd

“Wat ik het meest bijzonder vond aan de reis naar België? Dat ik in de bus mocht vertellen over het godswonder dat mij overkomen is, dat ik leef in genadetijd. Zulke presentaties geef ik vaker, op scholen, in christelijke kringen. Ik geniet extra van het leven. Of mensen donor willen worden, is aan henzelf. Uiteraard ben ik mijn donor eeuwig dankbaar. Via Eurotransplant heb ik daarom een brief aan de nabestaanden gestuurd.”
“Door al die moeilijke jaren ben ik sterker geworden. Ik denk veel meer na over wat bij mij past, wat ik zélf nodig heb. Ik was altijd een gever, ik was er altijd 150% voor man en familie, twee getrouwde dochters en zes kleinkinderen. Ik trok de kar. Ik kan de kar nu niet meer trekken. Ik geef heel duidelijk mijn grenzen aan. Ik heb zeker de wens om nog een keer met HartbrugReizen op vakantie te gaan. Echt een reis op het oog heb ik evenwel niet. Mooie dingen komen vanzelf op mijn pad. Dat is gebleken. We zien dus wel.”

Tekst: Mariëtte van Beek
Beeld: Reny Boersma

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Geef piekeren de ruimte om rust in je hoofd te krijgen

Stefan van der Stigchel, hoogleraar cognitieve psychologie in Utrecht, doet onderzoek naar aandacht. Om ons op dagelijkse denktaken te kunnen concentreren, moeten we ons brein voldoende rust geven. Dat dan soms negatieve gedachten opkomen, hoort erbij.

“Even voor alle duidelijkheid”, begint Stefan van der Stigchel (1980), “ik doe onderzoek naar hoe aandacht werkt. Alles wat we in mijn werkveld weten over dit onderwerp is erg technisch geformuleerd. Daarom heb ik drie praktische boeken voor het grote publiek geschreven, in begrijpelijke taal. Zo breng ik twee werelden bij elkaar.”
“In onze maatschappij is concentratie vrijwel altijd nodig. Werk dat op de automatische piloot kan, komt nauwelijks voor, maar ook voor het lezen van een boek of een gesprek is aandacht vereist. Om onafgebroken met focus aan een taak te kunnen zitten, moet je het brein alleen wel regelmatig rust geven. Als je even pauze neemt van een taak komt het tot mind-wandering, ga je dagdromen en komen vrije associaties op. Voor de gemiddelde mens levert dagdromen naast positieve ook negatieve gedachten op. Dat is volkomen normaal. Als het negatieve doorslaat, kom je evenwel niet genoeg tot rust. In coronatijd zag je dat bij veel piekerende mensen gebeuren. Concentreren lukte bij gevolg stukken slechter.”

Piekeren is herkenbaar voor talloze hartpatiënten. Heb je tips waarmee ze meer tot rust kunnen komen?

“Ik geef doorgaans drie tips. Nummer één: reserveer een piekeruurtje. In dat uurtje kun je bijvoorbeeld gaan wandelen terwijl je die negatieve gedachten toestaat. Ze mogen er zijn, ze moeten eruit. Bij zorgen stilstaan is ook belangrijk. Ze leiden je immers steeds weer af. Met zo’n uurtje is het makkelijker ze los te laten. Komt er buiten dat uurtje om nog iets op dan kun je dat parkeren, omdat je weet dat je het later op de dag (of morgen) weer mag laten gaan. Studies hebben uitgewezen dat het werkt.”
“Tip nummer twee: cognitieve offloading (ontlading). Schrijf al je zorgen op. Je vertrouwt het daarmee aan de wereld toe. Je kunt je daarna beter concentreren, omdat het uit je hoofd is, daar gaat het om. Het is niet weg. Je kunt het er altijd nog bij pakken.”
“Tip nummer drie: mindfulness. Het blijft mij positief verrassen hoe goed deze meditatieve ademhalingstechnieken werken. Je leert bewust ervaren hoe gedachten opkomen en er met afstand naar kijken. Onder het fietsen of onder de douche komen bepaalde thema’s steeds weer terug. Regelmatig negatief, bijvoorbeeld dat je niet goed genoeg bent of niet gezien wordt. Of er zijn zorgen over de gezondheid. Er zitten patronen in die je leert herkennen, waarin je steeds gevangen raakt. Daardoor kun je eenvoudiger zeggen: ‘hé, daar ga ik weer, dat doe ik nou altijd.’ Het is dan makkelijker afstand nemen, terug te gaan naar waarmee je bezig was – de concentratie op je ademhaling, de meditatie in het Hier en Nu.”

Het makkelijkste bij piekeren is online gaan, voor iedereen tegenwoordig.

“Ik veroordeel dat niet, maar écht nietsdoen is het allerbeste om mentaal tot rust te komen. Je gedachten kunnen dan de vrije loop nemen. Dat voelt soms minder prettig dan lekker bezig zijn of een boek lezen, maar toch is het belangrijk. Daarom is in je eentje wandelen ook vollediger dan met zijn tweetjes, breintechnisch gezien. Al is dat beter dan stilzitten met een heftige serie op je mobiele telefoon. Dat is enorm belastend. Het is goed je daarvan bewust te worden. Na rust kun je je weer beter concentreren. Welk boek van mij je daarover het beste kunnen lezen? Concentratie. Dat is de titel.”

Met het ouder worden zou een mens zich alleen minder kunnen concentreren.

“Dat klopt. Het heeft te maken met de veroudering van het brein. De frontaalkwab is de dirigent van je brein. Het geeft controle over je acties. Het wordt als laatste stukje hersenen volwassen, tussen 19-21 jaar, maar is ook het eerste stukje dat kwaliteit verliest. Zo’n 15-20 jaar is het op zijn krachtigst. Daarna wordt het moeilijker om je af te sluiten voor afleidingen en prikkels. Je kunt dat proces van kwaliteitsvermindering niet vertragen. Gelukkig is een verminderde concentratie op latere leeftijd niet per se zorgelijk. Ouderen passen hun omgeving intern en extern zo aan dat hij past bij de breinstatus. Ze doen dat bijna vanzelf. Ze gaan rustiger leven en hoeven niet meer zo nodig naar elk feestje. Ze worden eerder moe, maar voelen zich ook minder verplicht en kiezen meer waar ze zelf zin in hebben. Jongeren durven binnen hun sociale netwerken niet zo goed hun eigen plan te trekken. Dat moeten ze nog leren.”

Tekst: Mariëtte van Beek
Beeld: Stefan van der Stigchel

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.